Over een gevoelige reflectie

Over een gevoelige reflectie

Soms komt je op een gevoelige manier tot een gevoelige ontdekking. Dat overkwam Wim Post, die zich al jaren 'programma manager' noemde maar dat eigenlijk niet was.

Een van mijn collega’s begon erover. Over ‘programmatisch werken’. Hij refereerde daarbij aan eerder opgedane ervaringen en het succes dat hij ermee had gehad. Ik hoorde wat hij zei en dacht er het mijne over. Dat wil zeggen, ik dacht: “ik vind het helemaal niks.” Omdat ik dácht dat ik begreep wat hij bedoelde. En dus begon ik tegenargumenten te bedenken. Nee… ik verzon ze niet, ze wáren er gewoon. Wat wij deden was in feite al programmatisch! Immers, de projecten waarbij we betrokken waren, pasten in onze innovatieagenda! De onderdelen daarvan waren toch al ‘programmerend’. Met andere woorden, wat hij voorstelde kwam neer op oude wijn in nieuwe zakken. Het was slechts semantisch. En hoewel ik erg van de semantiek ben… ik vond het echt onzin.

Mijn gelijk

Van alles stelde ik in het werk om mijn gelijk te halen. Ik maakte analyses, produceerde powerpointslides, verbond daarin projecten met elkaar via letterlijke lijntjes om de samenhang tussen een en ander te illustreren. En ik discussieerde. Soms zelfs heftig en vooral zoals ik ben: beweeglijk en met veel woorden en brede armgebaren. Het is zelfs voorgekomen dat ik uitriep dat ik het “zat” was en zo per se niet wilde werken. Dit uiteraard tot ontsteltenis van die collega en de collega’s die erbij zaten. Toen ik terugkeerde in de huiskamer van ons kantoor (ja… ik liep zelfs geagiteerd weg, kun je nagaan!) was ik gelukkig weer kalm. Tegen de betreffende collega zei ik met een knipoog maar ook gemeend: “…maar toch houd ik van je”. Want hij was en is een hele slimme en aardige vent die ik graag mag!

Goed, zo ging dat dus. Ik was tégen en wist het zéker: ik had gelijk! Gelijk zonder te vragen wat mijn collega nu precies bedoelde met dat ‘programmatische werken’. Of door, als hij pogingen deed het uit te leggen, niet te vragen en ‘door te luisteren naar wat hij zei en te proberen te begrijpen wat hij bedoelde.

Intermezzo

Even een kort intermezzo. Ik heb onderwijskunde gestudeerd. Onder meer aan de Universiteit van Utrecht. Daar specialiseerde ik me in het onderwerp ‘innovatie van het onderwijs’. Het waren de jaren ’80 van de vorige eeuw. Van Prof. Nijs Lagerweij kregen we college over het Concerns Based Adoption Model (CBAM). Bekende auteurs die er in Nederland over schreven waren Van den Berg en VandenBerghe. De kern van CBAM? Om een vernieuwing te kunnen adopteren moet je er rekenschap van geven dat er sprake is van (niveaus van) concerns: betrokkenheid (of bezorgdheid). Kan ik het wel? Hoe moet het dan? Behaal ik wel dezelfde goede resultaten? Maar ik deed het toch altijd goed? Levert de verandering me voldoende voldoening? Om maar wat typen bezorgdheden te noemen.

Reflectie

Terug naar onze discussie. En toen, opeens, viel het kwartje. Ik herinnerde me om de een of andere reden CBAM en realiseerde me plotseling dat ik concerns had wat betreft dat programmatische werken. Alle vragen die ik hiervoor opsomde… ze waren alle van toepassing op mij. Immers, ik was de voorgaande ca. 20 jaren gewend geraakt aan ‘projectmatig werken’. Hoe dat werkt, hoe we als adviseurs van het bestuur ondersteunden bij het nemen van besluiten… enzovoort. Het waren mijn routines waar ik aan gewend was. Omdat ik die niet ‘kwijt durfde’, probeerde ik uit alle macht veranderingen te verhinderen.

Het was een pijnlijke ontdekking. Want ik betrapte mezelf op een tamelijk inconsistentie. Immers… ik wond me regelmatig op over de ‘hinderlijke tegenargumenten’, de ‘onoverkomelijke problemen’, het ‘we moeten dit nog bestuurlijk afdekken’ en ‘de processen of protocollen laten dit niet toe’ argumenten en al die andere frasen die vernieuwingen waar wij bij betrokken zijn in nogal wat gevallen frustreerden. Uitgesproken door professionals en bestuurders. Zouden ze wellicht, net als bij mij, uiteindelijk voortkomen uit concerns? En zou er misschien ook, eerst en vooral aandacht moeten worden besteed aan het onderzoeken daarvan? Om er vervolgens wat ‘aan en mee te doen’? Zoals dat in de CBAM-aanpak ook gebeurt?

Overtuigd

Het was deze reflectie die ertoe leidde dat lucht klaarde wat betreft de programmadiscussie. Ik ging vragen stellen over het hoe en waarmee dan. Ik ging actief op zoek naar voorbeelden van ‘programma’s’ en ik stelde me open om te leren. Met andere woorden: ik ging van concerns naar comfort. Maar vooral… ik werd enthousiast over het idee programmatisch te gaan werken en kreeg er zelfs zin in.

CBAM?

Om een (te?) lang verhaal kort te maken. We legden het idee aan ons bestuur voor en zij ging direct akkoord. Sinds 1 januari van dit jaar werken we binnen de Noaber Foundation dus programmatisch. Twee programma’s zijn inmiddels gedefinieerd. Het eerste over population health en de tweede over leefstijl. En het derde? Daarvoor zijn we nog aan het verkennen. We vragen ons af of we een programma kunnen ontwikkelen rond het onderwerp cultuur- en gedragsverandering. Ik sluit niet uit dat we daarin ook nog weer eens dat ouwe CBAM-model uit de kast halen. Omdat het veranderen van gedrag en cultuur wellicht meer met concerns te maken heeft, dan met allerlei zogenaamde (?) rationele argumenten. Ook in de gezondheidszorg!